27 augustus 2021
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht is afgeweken van de verkoopprijzen. X stelt vergeefs dat de rendementswaarde van de aandelen nihil is, omdat zijn zoons als minderheidsaandeelhouders geen invloed kunnen uitoefenen op het dividendbeleid.
X schenkt in 2014 aan twee zoons € 5000, die worden verplicht hiermee elk 5% aandelen in een bv te kopen. Het betreft 50 D-aandelen in H bv. In geschil is het bij X in aanmerking te nemen voordeel uit aanmerkelijk belang. Volgens de inspecteur heeft het totale 10% aandelenbelang een waarde in het economische verkeer van ruim € 500.000. Dit volgt uit de intrinsieke waarde van die aandelen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inspecteur terecht is afgeweken van de verkoopprijzen. X stelt vergeefs dat de rendementswaarde van de aandelen nihil is, omdat zijn zoons als minderheidsaandeelhouders geen invloed kunnen uitoefenen op het dividendbeleid. Uitgaande van de verhoogde verkoopprijzen beroept X zich vergeefs op de IB-bedrijfsopvolgingsregeling (art. 4.17c Wet IB 2001). De bv bezit namelijk vastgoed dat langdurig wordt verhuurd, zodat geen sprake is van ‘meer-arbeid’ om ‘meer-rendement’ te behalen. Het exploiteren van het vastgoed is geen materiële onderneming. Het beroep van X is ongegrond. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X wel een immateriële schadevergoeding van € 1000.
Bron: ECLI:NL:RBNHO:2021:7238